1. Europese economische samenwerkingsverbanden worden opgericht onder de voorwaarden, op de wijze en met de gevolgen als in deze verordening bepaald.
Hiertoe sluiten degenen die een samenwerkingsverband willen oprichten een overeenkomst en laten zij de inschrijving verrichten overeenkomstig artikel 6.
2. Het aldus opgerichte samenwerkingsverband is bevoegd om met ingang van de dag van de in artikel 6 bedoelde inschrijving in eigen naam drager te zijn van rechten en verplichtingen van elke aard, overeenkomsten aan te gaan of andere rechtshandelingen te verrichten en in rechte op te treden.
3. De Lid-Staten bepalen of de overeenkomstig artikel 6 in hun registers ingeschreven samenwerkingsverbanden al dan niet rechtspersoonlijkheid bezitten.